Korte gedachten 2009

 
 

 

Handleiding bij het vliegen

28 februari 2010

  1. Stap nooit in een vliegtuig als iemand van je gezelschap opmerkt dat hij wel eens Turbulentie zou willen meemaken.
  2. Er gebeuren bijna nooit ongelukken met vliegtuigen.
  3. Doe niet de gordel los als de indicatielampjes boven je stoel nog branden. Het is geen storing. Het brandt niet voor niets.
  4. Werk je eten en drinken in het vliegtuig zo snel mogelijk naar binnen.
  5. Onder bepaalde omstandigheden kan een Boeing 737 een heel klein en kwetsbaar object zijn.
  6. Een achtbaan is niet leuk als je niet weet dat het niet goed afloopt.
  7. Paniek in een vliegtuig klinkt exact zoals je dat uit films kent.
  8. Tijdens gevaar ervaar je alleen het Hier en Nu. De tijd verdicht zich volkomen.
  9. Bidden tot Allah helpt; of op zijn minst kan het geen kwaad.
  10. Zeg nooit bij het uitstappen tegen een stewardess dat het vliegtuig achterin lijkt alsof er een bom is ontploft. Humor en luchtvaart zijn een slechte combinatie.
  11. De mens is niet gemaakt om te vliegen.


Digitale Revolutie

18 juli 2009
Toen ik onlangs vanwege vakantieplannen een oude plattegrond van Terschelling uit 1996 opdook, bekeek ik ook de diverse advertenties op de achterzijde.
Zoals te verwachten presenteerden allerlei lokale bedrijven zich:

Als je meer wilde weten, stond het adres en een telefoonnummer er bij. Meer niet. Geen enkele advertentie vermeldde een webadres. Zelfs bij een landelijke instelling als Staatsbosbeheer stond niets.

Alsof ik terugging naar een ander tijdperk. Terwijl we het hebben over 1996. Net 10 jaar geleden. Had ik toen internet? Nee. Pas 2 jaar later. Internet, dat zo ver is doorgedrongen in het leven van iedereen. Bedrijven kunnen niet meer bestaan zonder website. Vakantie boeken? Huis kopen? Andere baan zoeken? Allemaal ondenkbaar zonder internet.

Begin jaren ‘80 werkte de Brit Tim Berners-Lee voor het CERN bij Genève. Daar is hij op het idee gekomen om computers in een netwerk te plaatsen. Hij heeft daarvoor de eerste webserver en webbrowser ontwikkeld. Het is duidelijk dat Berners-Lee’s uitvinding absoluut geniaal is. Met het internet heeft hij een ongekende revolutie in gang gezet. Vreemd dat de geestelijke vader hiervan zo onbekend is gebleven voor het grote publiek.

Tegenwoordig is Berners-Lee voorzitter van het W3C, het World Wide Web Consortium, die zich bezig houden met het maken van richtlijnen voor de standaardisering van het web. Daarbij pleit hij voor een semantisch web. Dat wil zeggen dat je aan informatie de betekenis meegeeft in plaats van de opmaak. Dus een zin omschrijven als “Heading1” in plaats van Lettergrootte 24 pt en Bold voor de belangrijkste kop in de tekst. Voordeel is dat de gebruiker dan zelf kan bepalen hoe deze informatie weergegeven moet worden. Ook voor een zoekmachine is dit een duidelijker criterium dan te zoeken naar een tekst die bold en groot is. Want wie zegt dat mijn belangrijkste informatie ook de grootste tekst is?

Affijn, Terschelling is het niet geworden dit jaar. Het is er toch een beetje te druk in de zomer. Het internet dan maar geraadpleegd. Dat valt echter niet mee om een goed overzicht te krijgen wat er aan campings beschikbaar is. Uren ben je aan het zoeken zonder verder te komen. Het is een onoverzichtelijk oerwoud. Iedere keer vind je weer wat anders. En websites van campings zien er altijd vreselijk uit. Slecht overdacht opgezet. Inconsequent. Lelijk. Kortom, op een niveau van een met veel lijm en plakkaatverf in elkaar geknutselde Sinterklaassurprise.

Er is op het internet nog heel wat werk te doen…


Samenwerking

14 april 2009
Samenwerken is altijd een heikel punt voor me geweest. Niet dat ik een onaangenaam, onverdraaglijk karakter zou hebben, integendeel, maar toch wil het nooit worden wat ik me er van had voorgesteld.
Het zijn trauma’s die ik heb opgedaan op de Middelbare school. Ik verklap niet waar dat was. Veelvuldig met vrienden en geestverwanten geprobeerd om samen strips of muziek te maken. Maar altijd was ik de meest enthousiaste, degene die de kar moest trekken.

Omslagpunt was de Examenstunt, waar een groep enthousiaste leerlingen op een middag bijeen zat om te brainstormen over “wat te doen”. Ik had een boel spannende, ludieke ideeën verzameld, dus niet dezelfde stunts die ieder jaar werden herhaald. Toen ik deze voorlegde aan de groep, werd het onmiddelijk van tafel geveegd, waarop een ander het woord nam, ik ben gelukkig vergeten wie dat was, om de meest slappe voorstellen te doen. Des te groter was mijn ontzetting toen de groep enthousiast reageerde. Het slappe voorstel is inderdaad als Examenstunt 1985 de wereld ingegaan. Met leraren die op het podium moeten komen, en al dat soort dingen die examenstunts zo vreselijk kunnen maken. Zonder mij, uiteraard. U kent mij. Mijn voorstellen zijn overigens nooit meer ter sprake gekomen.

Op dat moment zag ik helder in dat ik niet voor samenwerking in de wieg was gelegd.

Ik sluit daarom af met een toepasselijke citaat van Voskuil in zijn Magnum Opus “Het Bureau”.
“Ik ben geen man voor mensen, dacht hij. Ik ben een man voor in een mangat, alleen, met een mitrailleur.”
Maarten Koning, de hoofdpersoon in Het Bureau deel 3 [Plankton] van J.J. Voskuil


Hardlopen

13 april 2009
Ja, ik geef toe: ook ik loop hard. Sleep me van blessure naar blessure. Ook maandag 13 april weer samen met 10.000 anderen meegelopen met de Utrecht Jaarbeurs Mararthon [hoop niet dat ik een boete krijg voor sluikreclame]. Ging aardig, maar niet geweldig. Minder snel gelopen dan ik als streeftijd had voorgegenomen en dan ik de afgelopen tijd de 10 kilometer heb gelopen. Slechts 46-en-een-halve minuut. De week ervoor even overgeslagen om de blessure in mijn linkerbovenbeen rust te geven. Dat had wat geholpen. Maar nu zit ik er weer mee…

Ergens doe ik iets niet goed, dat is duidelijk. Maar wat? Loop meestal 2 x per week. Eén keer kort en snel en één keer lang en rustig. Die snelle ronde doet me geen goed. Ik probeer dan die 8,5 kilometer gewoon zo snel mogelijk af te leggen. Klinkt nogal dom, en ik denk dat mijn blessureleed dit bevestigt.

Buurtgenoot Bart heeft zijn trainingen anders aangepakt. Met een hardslagmeter loopt hij zijn trainingen. Deze zorgt ervoor dat hij nooit voluit hoeft te lopen, maar alleen zijn hartslag in de gaten moet houden. Nooit harder dan 60% van zijn hartslag die je hebt bij grote inspanning. Daardoor lijkt het of hij altijd rustig aan loopt. Hij boekt toch vooruitgang doordat het tempo waarmee hij die 60% loopt, langzaam omhoog gaat. Hij hoeft zich dus nooit te forceren.

Zijn absolute gelijk bewees hij door mij vlak voor de finish met grote snelheid in te halen, terwijl hij een paar minuten na mij gestart was. Ik hinkend, hij zo fris als een hoentje…


 


inhoud
Handleiding bij het vliegen

Digitale Revolutie
Samenwerking
Hardlopen