Handleiding bij het vliegen
28 februari 2010
- Stap nooit in een vliegtuig als iemand van je gezelschap
opmerkt dat hij wel eens Turbulentie zou willen meemaken.
- Er gebeuren
bijna nooit ongelukken met vliegtuigen.
- Doe niet de gordel los als de indicatielampjes boven je stoel
nog branden. Het is geen storing. Het brandt niet voor niets.
- Werk je eten en drinken in het vliegtuig zo snel mogelijk naar
binnen.
- Onder bepaalde omstandigheden kan een Boeing 737 een heel klein
en kwetsbaar object zijn.
- Een achtbaan is niet leuk als je niet weet dat het niet goed
afloopt.
- Paniek in een vliegtuig klinkt exact zoals je dat uit films kent.
- Tijdens gevaar ervaar je alleen het Hier en Nu. De tijd verdicht
zich volkomen.
- Bidden tot Allah helpt; of op zijn minst kan het geen kwaad.
- Zeg nooit bij het uitstappen tegen een stewardess dat het vliegtuig
achterin lijkt alsof er een bom is ontploft. Humor en luchtvaart
zijn een slechte combinatie.
- De mens is niet gemaakt om te vliegen.
Digitale Revolutie
18 juli 2009
Toen ik onlangs
vanwege vakantieplannen een oude plattegrond van
Terschelling uit
1996 opdook, bekeek ik ook de diverse advertenties op de achterzijde.
Zoals te verwachten presenteerden allerlei lokale bedrijven zich:
Als je meer wilde weten, stond
het adres en een telefoonnummer er bij. Meer niet. Geen enkele advertentie
vermeldde een webadres. Zelfs bij een landelijke instelling als Staatsbosbeheer stond niets.
Alsof ik terugging naar een ander tijdperk. Terwijl we het hebben
over 1996. Net 10 jaar geleden. Had ik toen internet? Nee. Pas 2
jaar later. Internet, dat zo ver is doorgedrongen in het leven van
iedereen. Bedrijven kunnen niet meer bestaan zonder website. Vakantie
boeken? Huis
kopen? Andere
baan zoeken? Allemaal ondenkbaar zonder
internet.
Begin jaren ‘80 werkte de Brit Tim
Berners-Lee voor het CERN bij
Genève. Daar is hij op het idee gekomen om computers in een netwerk
te plaatsen. Hij heeft daarvoor de eerste webserver en webbrowser
ontwikkeld. Het is duidelijk dat Berners-Lee’s uitvinding absoluut
geniaal is. Met het internet heeft hij een ongekende revolutie
in gang gezet. Vreemd dat de geestelijke vader hiervan zo onbekend
is gebleven voor het grote publiek.
Tegenwoordig is Berners-Lee voorzitter
van het W3C, het World Wide Web Consortium, die zich bezig houden
met het maken van richtlijnen voor de standaardisering van het web.
Daarbij pleit hij voor een semantisch web. Dat wil zeggen dat je
aan informatie de betekenis meegeeft in plaats van de opmaak. Dus
een zin omschrijven als “Heading1” in plaats van Lettergrootte 24
pt en Bold voor de belangrijkste kop in de tekst. Voordeel is dat
de gebruiker dan zelf kan bepalen hoe deze informatie weergegeven
moet worden. Ook voor een zoekmachine is dit een duidelijker criterium
dan te zoeken naar een tekst die bold en groot is. Want wie zegt
dat mijn belangrijkste informatie ook de grootste tekst is?
Affijn, Terschelling is het niet geworden dit jaar. Het is er toch
een beetje te druk in de zomer. Het internet dan maar geraadpleegd.
Dat valt echter niet mee om een goed overzicht te krijgen wat er
aan campings beschikbaar is. Uren ben je aan het zoeken zonder verder
te komen. Het is een onoverzichtelijk oerwoud. Iedere keer vind je
weer wat anders. En websites van campings zien er altijd vreselijk
uit. Slecht overdacht opgezet. Inconsequent. Lelijk. Kortom, op een
niveau van een met veel lijm en plakkaatverf in elkaar geknutselde
Sinterklaassurprise.
Er is op het internet nog heel wat werk te doen…
Samenwerking
14 april 2009
Samenwerken is altijd een heikel punt voor me geweest. Niet dat ik
een onaangenaam, onverdraaglijk karakter zou hebben, integendeel,
maar toch wil het nooit worden wat ik me er van had voorgesteld.
Het zijn trauma’s die ik heb opgedaan op de Middelbare school. Ik
verklap niet waar dat was. Veelvuldig met vrienden en geestverwanten
geprobeerd om samen strips of muziek te maken. Maar altijd was ik
de meest enthousiaste, degene die de kar moest trekken.
Omslagpunt was de Examenstunt, waar een groep enthousiaste leerlingen
op een middag bijeen zat om te brainstormen over “wat te doen”. Ik
had een boel spannende, ludieke ideeën verzameld, dus niet dezelfde
stunts die ieder jaar werden herhaald. Toen ik deze voorlegde aan
de groep, werd het onmiddelijk van tafel geveegd, waarop een ander
het woord nam, ik ben gelukkig vergeten wie dat was, om de meest
slappe voorstellen te doen. Des te groter was mijn ontzetting toen
de groep enthousiast reageerde. Het slappe voorstel is inderdaad
als Examenstunt 1985 de wereld ingegaan. Met leraren die op het podium
moeten komen, en al dat soort dingen die examenstunts zo vreselijk
kunnen maken. Zonder mij, uiteraard. U kent mij. Mijn voorstellen
zijn overigens nooit meer ter sprake gekomen.
Op dat moment zag ik helder in dat ik niet voor samenwerking in
de wieg was gelegd.
Ik sluit daarom af met een toepasselijke citaat
van Voskuil in zijn Magnum Opus “Het Bureau”.
“Ik ben geen man voor
mensen, dacht hij. Ik ben een man voor in een mangat, alleen, met
een mitrailleur.”
Maarten Koning, de hoofdpersoon in Het Bureau deel 3 [Plankton] van
J.J. Voskuil
Hardlopen
13 april 2009
Ja, ik geef toe: ook ik loop hard. Sleep me van blessure naar blessure.
Ook maandag 13 april weer samen met 10.000 anderen meegelopen met
de Utrecht Jaarbeurs Mararthon [hoop niet dat ik een boete krijg
voor sluikreclame]. Ging aardig, maar niet geweldig. Minder snel
gelopen dan ik als streeftijd had voorgegenomen en dan ik de afgelopen
tijd de 10 kilometer heb gelopen. Slechts 46-en-een-halve minuut.
De week ervoor even overgeslagen om de blessure in mijn linkerbovenbeen
rust te geven. Dat had wat geholpen. Maar nu zit ik er weer mee…
Ergens doe ik iets niet goed, dat is duidelijk. Maar wat? Loop
meestal 2 x per week. Eén keer kort en snel en één keer lang en
rustig. Die snelle ronde doet me geen goed. Ik probeer dan die 8,5
kilometer gewoon zo snel mogelijk af te leggen. Klinkt nogal dom,
en ik denk dat mijn blessureleed dit bevestigt.
Buurtgenoot Bart heeft zijn trainingen anders aangepakt. Met een
hardslagmeter loopt hij zijn trainingen. Deze zorgt ervoor dat hij
nooit voluit hoeft te lopen, maar alleen zijn hartslag in de gaten
moet houden. Nooit harder dan 60% van zijn hartslag die je hebt
bij grote inspanning. Daardoor lijkt het of hij altijd rustig aan
loopt. Hij boekt toch vooruitgang doordat het tempo waarmee hij
die 60% loopt, langzaam omhoog gaat. Hij hoeft zich dus nooit te
forceren.
Zijn absolute gelijk bewees hij door mij vlak voor de finish met
grote snelheid in te halen, terwijl hij een paar minuten na mij
gestart was. Ik hinkend, hij zo fris als een hoentje…
|